Morfine

Morfine is een in de geneeskunde veelgebruikt krachtig narcotisch analgeticum (pijnstiller). De apotheker Friedrich Sertürner isoleerde in 1804 hetalkaloïde morfine (C17H19NO3) als het werkzame bestanddeel van opium.

De naam morfine is ontleend aan de god Morpheus uit de Griekse mythologie.

Hoewel morfine in principe geheel synthetisch gemaakt kan worden, wordt de grondstof waar morfine uit wordt geëxtraheerd (de ruwe opium) nog steeds door de papaverplant geleverd.

Men heeft in de klinische praktijk vaak bezwaar tegen het gebruik van morfine en morfinederivaten omdat ze verslavend zouden zijn en er tolerantiezou optreden. Het therapeutisch gebruik van opiaten (bv. in het kader van een pijnbehandeling) leidt veelal niet tot grote problemen. Afgezien daarvan kan het echter aanleiding geven tot lichamelijke afhankelijkheid, wat wil zeggen dat bij plotseling staken de patiënt ontwenningsverschijnselen kan ontwikkelen. Een opiaat dient dan ook altijd geleidelijk afgebouwd te worden. Van gewenning – het fenomeen dat in de loop der tijd steeds hogere doseringen nodig zijn – is inderdaad sprake voor sommige effecten van het middel. Als pijn merkbaar toeneemt, dan is daar een reden voor die uitgezocht dient te worden.

Indicaties om morfine voor te schrijven zijn acute ernstige pijn (post-operatief, myocardinfarct) en bij astma cardiale.

Morfine wordt bij chronische hevige pijn zoals in het terminale stadium van een ziekte ook veel ingezet. Daarnaast wordt morfine gebruikt als premedicatie vóór anesthesie, en als analgeticum tijdens de operatie.

Voor acute pijnstilling wordt morfine parenteraal toegepast (subcutaanintramusculairintraveneus en epiduraal). Als onderhoudsdosering wordt het in de vorm van zetpillen en als drank ingezet.

Een diagnostische bijwerking zijn de kleine pupillen.miosis

Fentanyl is een morfinomimeticum, een stof met een werking analoog aan die van morfine. Het werkt echter vele malen sterker dan morfine (op gewichtsbasis ca. 80 maal). Het wordt in de geneeskunde vooral toegepast als een sterk werkende pijnstiller tijdens operaties, waarvan de effecten redelijk kort aanhouden en waarvan de werking zo nodig snel kan worden opgeheven door toediening van de antagonist nalorfine.

Fentanyl en verwante verbindingen vallen uiteraard onder de bepalingen van de opiumwet in de volle omvang.

In de chronische pijnbestrijding wordt het in de vorm van pleisters gebruikt waaruit het langzaam en geleidelijk vrijkomt, en via de huid wordt opgenomen. Dergelijke pleisters (vaak incorrect als ‘morfinepleisters‘ aangeduid) hoeven maar om de 3 dagen te worden vervangen. Een nadeel is dat het na het opplakken enige uren duurt voor deze pleisters werken en dat het effect na verwijderen van de pleister nog enige uren aanhoudt.

Er zijn een aantal fentanylanalogen gesynthetiseerd die deels een ander werkingsprofiel hebben:

Alfentanil (Rapifen), een ultrakort (5-10 min.) werkend opioïde analgeticum;
Sufentanil
 (Sufenta), een zeer krachtig werkend middel (10-15 x sterker dan fentanyl)

Remifentanil
 (Ultiva), momenteel het kortst werkende opioïde,

Carfentanil
, een zeer sterk middel dat wordt gebruikt in de veterinaire geneeskunde om grote dieren mee te verdoven; 10 mg is voldoende voor een volwassen olifant. Het werkt ca. 10.000 x zo sterk als morfine.

Naast de bovengenoemde fentanylderivaten worden er in de operatiekamer door anesthesiologen nog andere opoïden en opiaten gebruikt, zoalspethidinepiritramidemethadon en morfineanalogen.